Hoe meet je duurzaamheid? 2 problemen met het meten van duurzaamheid
Hoe meet je duurzaamheid nou eigenlijk? Wij leggen in deze blog uit hoe dat doorgaans gebeurt en waarom dat in onze ogen juist problematisch is.
De duurzaamheidsbeoordelingen van bedrijven worden vaak gemeten aan de hand van zogenaamde kritieke prestatie indicatoren (KPI’s). Dit zijn indicatoren op het gebied van duurzaamheid, zoals (een vermindering van) de CO2-voetafdruk, energieverbruik, grondstoffen- en watergebruik. Op basis van de resultaten van de KPI’s worden de duurzaamheidsacties van bedrijven beoordeeld. Dit blindstaren op KPI’s is in onze ogen problematisch in de transitie naar een duurzame(re) samenleving.
Disclaimer: in deze blog wordt Unilever als voorbeeld gebruikt. Deze blog is nadrukkelijk niet bedoeld om Unilever of haar medewerkers in een kwaad daglicht te stellen. Wij erkennen dat Unilever (op haar manier) bij wil dragen aan duurzaamheid.
Een stukje filosofie: utilitarisme en duurzaamheid
Bij het meten van duurzaamheid op basis van KPI’s wordt puur gekeken naar resultaten van acties. Dit wordt in de ethiek filosofie een utiliaristische benadering genoemd. Het utilitarisme schrijft een methode voor waarop besluitvorming kan worden gebaseerd. In dit geval dus KPI’s voor duurzaamheid. Utilitaristen beoordelen de juistheid of onjuistheid van handelingen aan de hand van de goedheid of slechtheid van de gevolgen van die handeling. En daar zit al meteen het eerste probleem, want hoe bepaal je goedheid en slechtheid?
De utilitarist veronderstelt dat mensen geluk zoeken voor de hele mensheid. Er zijn verschillende manieren om ‘geluk zoeken’ te definiëren. Voor filosoof Bentham is het bijvoorbeeld het plezier dat uit de actie voortkomt het enige dat relevant is. Over het algemeen zijn utilistische filosofen het erover eens dat de juistheid van een handeling alleen beoordeeld mag worden op basis van de gevolgen van die handeling. Maar daarbij moet men beoordelen welke gevolgen goed en welke slecht zijn.
Hoe vertaal je dit naar de duurzaamheid van bedrijven?
Ik geloof dat we kunnen aannemen dat er een consensus bestaat dat de opwarming van de aarde, vervuiling, ontbossing, stortplaatsen, enz. op de lange termijn het menselijk geluk in het algemeen zullen verminderen.

De opwarming van de aarde leidt tot het smelten van de poolijskappen, waardoor uiteindelijk delen van de wereld onder water komen te staan en mensen hun huizen moeten verlaten. Vervuiling veroorzaakt een afname van de gezondheid. Ter wille van het argument ga ik ervan uit dat dit op de lange termijn zal leiden tot een algehele afname van het menselijk geluk. Daarom zijn acties die resulteren in minder CO2-uitstoot, vervuiling of verspilling, vanuit utilitair oogpunt beter dan acties die dat niet doen.
Wat is dan het probleem met het utilisme en duurzaamheid?
We nemen Unilever hier even als voorbeeld. Jaren geleden introduceerde Unilever kleinere flesjes geconcentreerd wasmiddel in plaats van de gewone flessen. Door geconcentreerde wasmiddelen te verkopen, hoeven mensen minder wasmiddel te gebruiken om dezelfde resultaten te bereiken. Kleinere flessen gebruiken minder plastic en minder ruimte in vrachtwagens voor verzending, wat resulteert in minder afval op stortplaatsen na gebruik en minder CO2-uitstoot tijdens transport. Daarom moeten deze acties, vanuit utilitair oogpunt en kijkend naar de gevolgen van de introductie van ‘Robijn klein en krachtig’, worden aangemoedigd. Maar kunnen we concluderen dat dit soort acties, die bepaalde gevolgen hebben, Unilever tot een duurzaam bedrijf maken en de transitie naar een duurzame samenleving helpen?
Ik denk van niet.
Duurzaamheid en integriteit
Het probleem met onze meten is weten houding is dat het de vraag wordt verschoven van “welk bedrijf doet het goed en is duurzaam?” naar “welk bedrijf laat goede duurzaamheids-KPI’s zien?”. In het voorbeeld van Unilever maakt het niks uit of het verlagen van de CO2 voetafdruk het resultaat is van efficiëntere bedrijfsprocessen of het resultaat van een volledig nieuwe bedrijfsinstallatie speciaal ingericht om de CO2 uitstoot te verminderen. Robijn klein en krachtig kan dus net zo goed ontwikkeld zijn om kosten te besparen. En vervolgens als ‘groen’ in de markt gezet zijn.
Is dat erg zou je kunnen denken? Ja! Want om naar een duurzamere samenleving te bewegen zouden onze duurzaamheidsacties integer moeten zijn. Natuurlijk kan een bepaalde actie wel eens ‘mooi meegenomen’ zijn op duurzaamheidsgebied. Maar in het algemeen zouden onze duurzaamheidsacties gebaseerd moeten zijn op onze waarden en normen en niet op KPI’s. Op deze manier zou een bedrijf als Unilever niet enerzijds hoog op duurzaamheidslijstjes ranken, en anderzijds lobbyen tegen plastic regulatie in bepaalde landen (Delemare Tangpuori et. Al., p. 13, 2020).
Het probleem met de vraag: hoe meet je duurzaamheid?
Probleem 1: bij slechts focussen op duurzaamheids-KPI's wordt geen beroep gedaan op de integriteit van bedrijven

Eén van de problemen bij het introduceren van utilitaire standaarden in de vorm van KPI’s voor duurzame bedrijfspraktijken is dus dat er geen beroep wordt gedaan op de integriteit van bedrijven. Het zorgt ervoor dat bedrijven als Unilever (voorheen) hoog op de ranglijst terecht kwamen en worden beloond als marktleider of als goed voorbeeld. Deze ‘prestaties’ worden vaak gevierd en gepromoot, waardoor ze mogelijk de publieke opinie beïnvloeden over wat er moreel nodig is om duurzaam te zijn. Het maakt bedrijven als Unilever tot een business case-voorbeeld van leiderschap op het gebied van duurzaamheid binnen business schools, waarbij de boodschap wordt uitgezonden dat als je hier en daar goede resultaten boekt, je duurzaamheid van je lijst kunt afvinken en door kunt gaan met je normale bedrijfsvoering.
Naar mijn bescheiden mening helpt deze utilitaire ‘KPI-houding’ ten aanzien van duurzaamheid ons niet in de transitie naar een duurzame samenleving. Je zou kunnen beargumenteren dat als de huidige KPI’s in de rangschikking niet geschikt zijn, we de KPI’s moeten veranderen. Maar hoe kunnen we ‘duurzaamheidsintegriteit’ vertalen naar KPI’s? Ik geloof dat we de integriteit van bedrijven op het gebied van duurzaamheid moeten waarderen als we echt op weg willen naar een duurzame toekomst. De utilitaire benadering lijkt ons daarvan af te leiden.
Probleem 2: focussen op duurzaamheids-KPI's zorgt ervoor dat er niet meer logisch wordt nagedacht
Het tweede probleem met de utilitaire ethiek bij het streven naar een duurzame samenleving is dat het kan leiden tot een instrumentele houding ten opzichte van het concept duurzaamheid. Hiermee bedoel ik dat er veel nadruk wordt gelegd op de middelen of processen voor het bereiken van hoge resultaten op het gebied van duurzaamheids-KPI's. Onderzoeksafdelingen van universiteiten blijken vaak zeer geïnteresseerd in middelen als technologie, circulaire bedrijfsmodellen en efficiëntie. De middelen veranderen praktisch in de definitie van duurzaamheid. Dit hoeft uiteraard niet per se slecht te zijn als het daadwerkelijk bijdraagt aan een duurzame toekomst. Bijvoorbeeld als je gelooft dat een circulaire economie de oplossing is en je begint te leren hoe je je organische afval in je tuin kunt composteren en je eigen voedsel kunt verbouwen. Het wordt problematisch wanneer de middelen voor een circulaire economie het doel beginnen te rechtvaardigen. Bijvoorbeeld technologieën die het hergebruik van plastic mogelijk maken. Dit past perfect binnen een circulaire economie. De technologie (chemische recycling) die hiervoor vaak wordt gebruikt, heeft echter een hoge ecologische voetafdruk en zorgt ervoor dat giftige chemicaliën in het milieu terechtkomen (Geyer et. al, 2016). Net zoals puur focussen op financiële uitkomsten negatieve gevolgen kan hebben voor het milieu, geldt dat ook voor het focussen op circulariteit. Het focussen op de voorgeschreven instrumenten kan ertoe leiden dat er niet wordt nagedacht over duurzaamheid zelf. Of het kan er in ieder geval toe leiden dat we niet meer kritisch nadenken over duurzaamheidspraktijken. Volgens filosoof Hannah Arendt (2021, p. 35) is hangt ons vermogen om onderscheid tussen goed en kwaad te maken af van ons denkvermogen. Het is het niet-denken dat ervoor zorgt dat mensen vasthouden aan de voorgeschreven regels (zoals KPI’s) die in een bepaalde situatie en op een bepaald moment worden gegeven (Arendt, 1978, p. 177). Niet-denken weerhoudt ons er dus van kritisch te zijn. Als duurzaamheid kan worden gedefinieerd als ontwikkelingen in de richting van een duurzame economie waarin mensen in harmonie leven met de rest van de natuur, dan is de vrijheid om te denken op manieren die de spanningen binnen de huidige instrumentele oplossingen erkennen een noodzaak. Mensen in bedrijven moeten vrij kunnen denken om het grotere plaatje te zien dat verder gaat dan een paar KPI’s.
Conclusie: meten is niet (altijd) weten als het gaat om duurzaamheid
Ik denk dat de focus op het meten van duurzaamheid zoals hierboven beschreven, een holistische visie op duurzaamheid belemmert. Duurzaamheid gaat over leven in harmonie met de natuur en tegelijkertijd deel uitmaken van de natuur. Proberen dit te bereiken door bepaalde uitkomsten te meten en te focussen op instrumenten terwijl business as usual wordt gehandhaafd, demonstreert en stimuleert de (verdere) vervreemding van mensen van duurzaamheid en de natuur (Bakari, 2015). Het benadrukt de scheiding tussen mens en natuur, waarbij de mens de natuur beheerst met haar rationaliteit en instrumenten.
Om af te ronden met het voorbeeld van Unilever: het is duidelijk dat Unilever er niet in slaagt zijn grotere rol binnen de natuur (als die er is) te erkennen bij het aanpassen van een duurzaamheidsbeleid. Een bedrijf dat trots ‘Robijn klein en krachtig’ presenteert als een manier om zijn voetafdruk te verkleinen en tegelijkertijd giftige wasmiddelen blijft produceren die chemicaliën vrijgeven in de lucht die we inademen en onze aquatische ecosystemen vervuilen, mist duidelijk het grotere geheel. Dat lijkt toch wel een beetje op greenwashing.

Literatuur
Arendt, H., & Kroh, J. (1964). Eichmann in Jerusalem. New York: Viking Press.
Arendt, H., (1978). The life of the mind. San Diego, CA: Harvest.
Arendt, H. (2021). Het leven van de geest. Have, Ten.
Bakari, M. E. K. (2015). Sustainability and contemporary man-nature divide: Aspects of conflict, alienation, and beyond. Consilience, (13), 195-215.
Bhattacharya, C. B., & Polman, P. (2017). Sustainability lessons from the front lines. MIT Sloan Management Review, 58(2), 71.
Chappell, S., Smyth, N. (2018) Bernard Williams, The Stanford Encyclopedia of Philosophy, Edward N. Zalta (ed.), https://plato.stanford.edu/archives/fall2018/entries/williams-bernard/
Delemare Tangpuori, A., Harding-Rolls, G. Urbancic, N. and Purita Banegas Zallio, X. (2020) Talking Trash: The Corporate Playbook of False Solutions to the Plastic Crisis. Changing Markets Foundation, Talking Trash. 2020, https://talking-trash.com/wp-content/uploads/2020/09/TalkingTrash_FullReport.pdf
Driver, J. (2014), The History of Utilitarianism, The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Winter 2014 Edition), Edward N. Zalta (ed.), https://plato.stanford.edu/archives/win2014/entries/utilitarianism-history/
Geyer, B., Lorenz, G., & Kandelbauer, A. (2016). Recycling of poly (ethylene terephthalate)-A review focusing on chemical methods. Express Polymer Letters, 10(7).
Mason, E. (1999). Do consequentialists have one thought too many?. Ethical Theory and Moral Practice, 2(3), 243-261.
Mirvis, P. (2011). Unilever's Drive for Sustainability and CSR–Changing the Game. In Organizing for sustainability. Emerald Group Publishing Limited.
Morgan, M. (2016). Hannah Arendt and the ‘freedom’to think. Journal of educational administration and history, 48(2), 173-182.
Smart, J. J. C. (1979). An Outline of a System of Utilitarian Ethics. Utilitarianism: For and Against, Eds. J. J. C. Smart and Bernard Williams., pp. 3-24.
Tideman, S. G., Arts, M. C., & Zandee, D. P. (2013). Sustainable leadership: Towards a workable definition. Journal of Corporate Citizenship, (49), 17-33.